-ing vorm / nu tijd / lange t.t. / present continuous

1. VORM : I am

he,she,it is WW + ing

we,you,they are

2. GEBRUIK : als iets NU, op dit moment aan het gebeuren is

3. SIGNAALWOORDEN : now, at the moment, look......, listen......

4. VOORBEELDEN : Look, he is hitting his dog.

Listen, it is yelping terribly.

I am reading this sentence at the moment.

We are going home now.

N.B.

* sommige werkwoorden kun je niet in de -ing vorm zetten :

like,hate, want, forgive, wish, live, realize, understand, know, mean,

suppose, believe, expect, remember, forget

* Let op soms verdubbeling van medeklinker :

als woord eindigt op 1 klinker en daarna 1 medeklinker

en

het moet ook nog de klemtoon hebben

voorbeeld : run / running, stop / stopping

begin / beginning, prefer / preferring, admit / admitting

* als het werkwoord op een -e eindigt vervalt deze voor -ing

voorbeeld : love / loving, smoke / smoking